Raracala Island, weatherside - Reisverslag uit Sydney, Australië van Joost Veld - WaarBenJij.nu Raracala Island, weatherside - Reisverslag uit Sydney, Australië van Joost Veld - WaarBenJij.nu

Raracala Island, weatherside

Door: Joost

Blijf op de hoogte en volg Joost

26 Juli 2011 | Australië, Sydney

Raragala Island, 14-07 (weatherside)


1 stone is 16 pounds en 1 pound is dan weer 0,45 kg (2,2 pounds in een kilo)
Ok, dus dat maakt mij dus..... 15 stones.....
Men gebruikt hier dus de aanduiding “stoness” om gewicht uit te drukken en da’s altijd weer even wennen. Wel moet ik zeggen dat ik 15 stones een stuk vriendelijker vind klinken dan de ugh kilo’s die je normaal zegt.
Vrees overigens wel dat ik ondertussen bez ig ben aan het 16e steentje hier met de waanzinnige catering aan boord.

Gefeliciteerd Julius! We hebben er aan gedacht, hoor!
14 juli, de dag dat Julius 4 jaar wordt, en ook de dag dat Suze gaat verhuizen. Zelfs op deze afgelegen plekken is Maasje daar toch wel mee bezig, merken we.

Toen ik vanochtend wakker werd op het dek, was mijn blik eerst gericht op het water achter de boot. Daar hangt namelijk de dinghy te dobberen aan twee touwen (sinds een haai tijdens het jagen bijna een touw had doorgehapt, hebben ze zekerheidshalve maar twee touwen om haar vast te leggen) en ik was benieuwd of de noodreparatie het had gehouden. Op het strand namelijk, bleek de dinghy ineens zo lek als een mandje. Een oude reparatie van vroeger was los gekomen en een mooi rond gaatje bleek de boosdoener. Gelukkig was daar Gijs met zijn mes. Hij kon daar mooi een tak mee afsnijden van een boom en de punt er een beetje van bijslijpen. Het twijgje werd in het gat gestoken en afgebroken et voila, het gat was gedicht.
Reparatie was goed genoeg om ons terug op de boot te krijgen, maar het moet nog wel even beter afgedicht gaan worden. Gisteren kregen we de dinghy niet meer aan boord, dus vandaar dat ik nu wel even nieuwsgierig was.
Maar hij dobberde nog vrolijk rond en zou later aan boord gehesen worden.

De dinghy moest sowieso aan boord vandaag, want er stond weer een zeildag op het program. Vandaag zouden we namelijk het eerste eiland van de Wessels aan gaan doen. Een oversteek van zo’n 16 NM over open water, naar een bijzondere baai aan de weerkant van het eiland.
Het weer leek gunstig, met een wind van 15 tot 20 knopen. Het was licht bewolkt, met een dun laagje stratus, net genoeg om de zon tegen te houden.

Vlak voor we vertrokken, spotte Sas nog heel knap twee dolfijnen die de rand van de baai aan het afstruinen waren. Blijft zo’n mooi gezicht om te zien hoe die in alle rust door het water koersen. Vanaf het moment dat de neus uit het water komt, tot het punt dat de staart er weer in verdwijnt, is er haast geen druppel spatwater te zien. Hoe anders dan als wij een bommetje doen in het zwembad...

De oversteek was mooi en rustig voor het overgrote deel. Tot een mijl of twee voor de bestemming was de zee rustig en genoten we op het dek van het uitzicht. Terwijl in de verte de klippen opdoken van de eerste Wessels, sprongen lange dunne vissen uit het water om zich vervolgens meters verder weer in de golven te boren.
Net als voorgaande rips lag Maasje weer te ronken in het vooronder en vermaakte Gijs zich afwisselend in de kajuit en op het achterdek.

Op een paar mijl voor we de wijde baai in zouden varen, namen de golven toe. Er zaten af en toe exemplaren tussen die we op de allereerste stretch ook te verduren hadden en die de Siri weer flink deden rollen. Volgens Ronnie kwam dit vooral door golven die eerst tegen de klippen waren geslagen en die vervolgens weer terug naar zee kwamen zetten. Die tilden als het ware de nieuwe golven op, zodat die tot grotere hoogte gestuwd werden.

Maar wat een uitzicht!
Klippen die tot een hoogte gaan van maar liefst 120 meter staken aan weerszijden van ons reisdoel boven het water uit, met intense kleuren in het gesteente.
Tussen die twee klippen lag een baai van maar liefst een mijl breed. De opgestuwde golven werden daar door de oostelijke wind in geblazen, zodat de entree ruw was en je de witte schuimkoppen tot ver voor je uit zag. Je ging je bijna afvragen wat we daar in vredesnaam te zoeken hadden, zeker als ankerplaats, tot je aan het einde van de baai kwam. Daar zag je opeens dat je nog eens links uit de flank kon, om een klip heen, een soort van baai in een baai. Vanaf dat moment kwam je in de luwte terecht en verdwenen de hoge golven als sneeuw voor de zon.
Ongeveer 100 meter na de bocht gingen we voor anker en konden we de bijzondere omgeving op ons in laten werken.

Vanaf de ankerplaats kun je de oceaan niet meer zien, hetgeen al een heel ander beeld geeft. Je bent geheel ingesloten door een langgerekte heuvelrug, dan weer rotsachtig, dan weer groen. Een paar kleine strandjes liggen in dit rustige deel, maar het grote witte zandstrand waar we eigenlijk heen willen, ligt aan het einde van de eerste baai.
De reden dat we daar heen willen, is namelijk dat het niet alleen een prachtige plek schijn te zijn, maar vooral dat er achter het strand een poel moet liggen met vers water. En dat is de belangrijkste taak deze stop, om het vers water aan boord weer tot een max aan te vullen.
Volgens Tony die hier wel eens vaker geweest is, zou de poel niet alleen geschikt moeten zijn om de tanks te vullen en zowel ons als onze kleren te wassen, maar zit er ook een waterput bij die als een soort van minizwembad kan dienen. Wel even checken of er geen andere bewoners tijdelijk in zitten natuurlijk...
Dit eiland is het eerste eiland waarvan we bevestigde berichten hebben gehad dat de zoutwaterkrokodillen er zitten, dus waakzaamheid is ook hier zeker weer geboden. Ook hebben we kans om walibi’s te spotten, want die schijnen hier ook in grote getalen te zitten. (Een heeft uiteraard met ander te maken)

Deze dag bleven we echter op de boot. Zoals ik al zei, moest de dinghy gerepareerd worden en bovendien hadden we een storing onderweg in het systeem dat voor stroomvoorziening moet zorgen. En daar zitten we natuurlijk ook weer niet op te wachten...
En het moet gezegd, Ronnie is een ware handyman en weet al dat soort klusjes in no-time te klaren.

De kids en ik gooiden een hengeltje uit vanaf de boot. Een tijdlang gebeurde er niets, tot er ineens hard aan mijn hengel werd gerukt. Het voelde zwaar aan, dus zekerheidshalve liet ik Ronnie vast naar het dek komen, voor het geval advies nodig was. Het aas had ik op ongeveer 8 meter diepte hangen en langzaam trok ik de lijn in. De lijn ging van links naar rechts en verdween opeens onder de boot. Gauw naar achter gelopen om de kiel te ontwijken en vandaar weer verder geworsteld. En eindelijk kwam ie aan het oppervlak. Groot was de verbazing toen het een kleine haai bleek te zijn !!! En niet zomaar een haai, maar een heuse tijgerhaai, een van de gevaarlijkste soorten die er bestaan. Het was nog maar een kleintje, ongeveer een meter lang, maar wel een haai, een tijgerhaai !
En hier werd ijdelheid mij fataal. Ik wilde hier natuurlijk wel foto’s van hebben, mijn eerste haai die aan boord werd geslingerd. Dus ik vroeg of Sas gauw de camera kon pakken om een en ander vast te leggen. Hierdoor kon het beessie langer in het water worstelen dan nodig was geweest. Toen Sas weer terug was met de camera, beet de kleine bikkel met zijn reeds indrukwekkende tanden het touw door en ging er als een speer vandoor. Alles wat ik overhield, was het uiteinde van de vislijn waar je de tandafdrukken nog in kon zien.
Het is maar goed dat ik genoeg getuigen had, want anders had ik het zelf bijna niet geloofd. Hoe cool was dit.

De adrenaline-boost die dit had gegeven, heeft mij vervolgens nog twee uur aan dek gehouden met een sterkere vislijn, maar echt beet heb ik niet meer gehad. Wel was het een paar keer bijna raak en kregen ze het voor elkaar om de complete sardientjes van de haak te krijgen. Maar als we de hengel dan in haalden, bleek de haak leeg en de vis gevlogen, of nou ja, gezwommen.

Avondeten was pasta, met erwten, ham en gesmolten kaas en werd weer met smaak verorberd. Ronnie en Annie gingen ongeveer gelijk naar bed met de kids en Sas en ik hebben nog een flesje wit weggesloeberd op het achterdek. Het was volle maan en dat zorgde ervoor dat de baai prachtig mooi verlicht werd.
Later, toen ik op mijn luchtbed op het achterdek lag en het ankerlicht uit ging, kon ik alle oevers om me heen zien, zo helder was het. Een prachtig plaatje om mee in slaap te vallen.



Raragala Island, 15-07 (weatherside)


Vers water aan boord is iets waar zuinig mee moet worden omgegaan en wat bij iedere gelegenheid moet worden aangevuld. De wasbakken hier hebben dubbele kranen. Een kraan geeft zout water en dat wordt met een pomp rechtstreeks uit de zee gehaald, dus daar kun je van pakken wat je wilt.
De andere kraan echter is zoet water. Dat komt uit een tank waar ongeveer 400 liter in zit, dus daar is enige terughoudendheid immer geboden.
Wij hebben het echter goed gedaan, kregen we vanochtend te horen, want deze eerste dagen van de reis hebben we samen 80 liter verbruikt, hetgeen in verhouding staat tot wat zij doorgaans met hun tweetjes verbruiken.
Vandaag staat aanvulling van de watertank boven aan het lijstje, want als je zo lang op het water verblijft (Annie en Ronnie zullen tot eind september in dit gebied blijven), moet je elke mogelijkheid aangrijpen om afgetopt te zijn.

De kids en ik zijn met Ronnie op de eerste vaart gestapt om naar de plek te gaan waar de bron zou moeten zijn. Dat betekent dat je met de dinghy door het stuk van de baai moet waar de wind vrij spel heeft. Hoge golven dus, in zo’n klein bootje.
Geen spoortje van angst bij de kinderen. Ze zaten naast elkaar op een bankje en hadden de grootste lol. Terwijl de spetters hun om de oren vlogen, zetten ze uit volle borst een liedje in dat ze eerder deze week van Ronnie geleerd hadden: “Never smile at a crocodile, no, you can’t get friendly with a crocodile.”...

Het strand waarvan vermoed werd dat daar het water was, lag helemaal in de hoek van de baai. Nu het vloed was, kon je er een beetje omheen varen over een kreekje dat richting de mangroven liep. Wederom geen sporen van krokodillen, maar wel emoes, de grote loopvogels formaat struisvogel. En op de rotsen kon je nog net de eerste rots-walibi’s weg zien schieten.
Ik bleef met de kleintjes op het strand bij de boot, terwijl Ronnie de rotsen op ging op zoek naar de poel. De eerste mooie grote schelpen werden gevonden in de hoge waterlijn en prachtige vissen werden gespot in het water. De mooiste daarvan waren een groepje fluoriscerende lichtblauwe vissen, ongeveer 30 cm lang, die tot vlak voor je voeten kwamen in de branding. Erg mooi.
Toen wij ook wat rotsen gingen beklimmen en grotten gingen zoeken, wist Gijs de gemiddelde hartslag nog even doen te verdubbelen. Toen hij een laaghangende grot vlak boven het water vond en daar naar binnen keek, riep hij ineens: “Kijk, een krok!”
Bleek het zo’n schoen te zijn, zo’n plastic instapper, die momenteel veel gedragen wordt in NL en die “crocs” heten..... Dit exemplaar was kennelijk door de SouthEasterly aan land geblazen.

Ronnie kwam niet veel later terug en had weliswaar een klein stroompje gevonden, maar dat stond niet in verhouding met de verhalen die over dit eiland gingen. Er moest meer water zijn, maar waar?
Het antwoord kwam ruim een uur later toen er met de dinghy verder langs de kustlijn werd gezocht. Ongeveer een 400 meter terug richting de dinghy liep weer een kreek landinwaarts, om een klein zandbankje heen. Deze voerde langs rotsen en mangroven tot een punt waar je met de boot niet verder kon, maar waar je te voet rotsen moest beklimmen die wat weg hadden van een kleine waterval/grote stroomversnelling. Nu, in het droge seizoen, stroomde er niets, maar in het natte seizoen zou dit er heel anders uitzien.

En daar, na ongeveer 100 meter klimmen en klauteren, kwamen we bij een plek, dat vooralsnog het allermooiste stukje Australie is dat we deze reis gezien hebben, een waar stukje paradijs.
Bovenaan de “waterval” lag een poel met heerlijk helder drinkwater, ongeveer drie meter breed en zo’n dertig meter lang. Als je er met je handen een schep uit nam, proefde je heerlijk water dat echt lekker zoet was en wat je het liefst zo zou bottelen en in kratten tegelijk mee naar huis zou willen nemen.
Eromheen stonden groene struiken en exotische bomen die voor de nodige schaduw konden zorgen en het mooiste was.... geen mieren! Als je de rotsen iets hoger op ging, had je een schitterend uitzicht over het eiland, de kreek, de mangroven en de baai met de spierwitte stranden.
De diepte van de poel varieerde van 20 tot 80 cm en die zijn we eerst helemaal doorgewaad om zeker te zijn dat er geen gekke beesten in zaten. Krokodillen hoef je daar niet te verwachten, want die klimmen doorgaans niet zo hoog en bovendien zullen ze met hun relatief zachte buiken, niet gauw over de scherpe rotsen schuiven.

Terwijl Ronnie de dames van de Siri ging ophalen, hebben wij allereerst de jerrycans en emmers gevuld met vers water. Dit moest gebeuren voordat de kids hun bommetjes uit zouden gaan voeren, omdat anders het water te veel zou vertroebelen met zand en weeds van de bodem.
Toen de laatste emmer gevuld was, brak het grote watergevecht los op de rotsen rond de poel, gevolgd door zwemmen in het diepste gedeelte. Hoe bijzonder was dat? Ronddobberen in the middle of nowhere, in een verkoelende poel met helder water in zo’n omgeving? En waar bleef Brooke Shields?....

Ook die wens werd vervuld, maar dan nog beter, want een klein uur later arriveerde ook Sas en liet ook zij, met open mond van verbazing, de omgeving op haar inwerken.

Niet alleen de watertank moest worden afgevuld, maar er moest ook dringend het een en ander gewassen worden, zowel aan kleren als aan mensen. Nou is het natuurlijk heel uitnodigend om gewoon een hoop zeepsop in het water te mikken en er een groot bubbelbad van te maken, maar daarmee bewijs je al het wild dat hier komt drinken natuurlijk geen dienst. En zelf kun je dan voorlopig ook geen tankje meer vullen.

Ik wilde op zoek naar rots-walibi’s die, in tegenstelling tot hun grote bloedverwanten in de rest van Australie, hier heel spichtig en schuw zijn. Waarschijnlijk wordt er geregeld op ze gejaagd door aboriginals, want op een paar grote adelaars na die achter de jonkies aan kunnen gaan, hebben ze hier geen natuurlijke vijanden zolang ze oppassen bij het drinken (krokodillen).
Met de camera om mijn nek ben ik gaan klauteren. Het terrein is in die zin goed te doen dat de bodem voor een groot deel bedekt is met rotsblokken, waardoor je niet of nauwelijks door hoog gras hoeft te stappen, hetgeen slang-technisch wel fijn is op je slippers. Het is namelijk een beetje dubbel. Slangen zullen wegvluchten als ze lawaai horen en daarom loop je door dergelijk terrein normaal gesproken met een stok o.i.d. waarmee je door het gras zwiept en de nodige herrie maakt.
Maar ja, nu wilde ik walibi’s scoren en die bange poeperds rennen weg bij het minste of geringste, dus moest er juist zo stil mogelijk gelopen worden.
En dus was het prettig dat er zoveel rotsen waren. Dan kon je met een minimum aan geluid vooruit komen, zonder dat je onverwachts op de staart van een slang kon gaan staan.

Na een klein half uurtje had ik beet. Terwijl ik afdaalde naar een kleine kreek, schoten in totaal drie rots-walibi’s om de beurt uit hun schuilplaatsen en vlogen met enorme sprongen naar de andere zijde om daar achter de bomen te verdwijnen. Met veel kunst- en vliegwerk heb ik ze tijdens hun sprint op de camera kunnen vastleggen.
Het zijn grote exemplaren voor het ras dat ze zijn. Rots-walibi’s komen vaak niet veel hoger dan je knieen, maar deze jongens waren minstens een meter hoog. Met hun grote sterke achterpoten kunnen ze zelfs op dit terrein, heuveltje op 9 mijl/uur halen (ong. 16 km/uur).
Nadat de laatste boef verdwenen was, ben ik nog even naar de kreek gegaan. Enorme heremietkreeften lagen op de bodem en verschillende soorten vis zwommen rond en leken zo voor het oprapen.

Terug in “het kamp” gingen we op zoek naar droog hout (niet echt een uitdaging in dit gebied in dit seizoen) om een vuur te maken voor de lunch. We hadden namelijk aardappelen en pompoen in zilverfolie bij ons die we in het vuur wilden leggen en worstjes om te braden.
Terwijl het vuurtje zijn werk deed, ben ik met de kids naar de inmiddels drooggevallen kreek gegaan en zijn we krabben gaan zoeken en hebben we in een geisoleerde plas nog een bijzondere vis gevangen, een soort mini-uitvoering van de grote longtom-vis die we een paar dagen terug bij al die stingrays hadden gezien. Erg grappig beestje, die, zo klein als die was (6 cm), als een ware zwaardvis met zijn snuit om zich heen mepte als je bij ‘m in de buurt kwam.

Het eten werd genuttigd aan de rand van de poel. Grote rode dragonflies zoemden rond en de mooie bee-eater met zijn prachtige groene kleuren, scheerde af en toe over het water en floot uit volle borst. Painting picture perfect...

Als er iemand zich thuis voelde hier, was dat trouwens Gijs wel. Wat een genot om hem hier bezig te zien. Hij gunt zichzelf haast geen tijd om te eten en is alleen maar bezig met de beestjes. “Ik zou hier zo kunnen wonen”, zei hij opeens, voor hij weer als een volleerde Tarzan van rots naar rots sprong op weg naar de kreek.
Hij had ook een grote kokkel gevonden die hij in het vuur had gelegd. Na 5 minuten haalde hij die er uit, wrikte ‘m open met zijn mes en kwam vragen of die eetbaar waren. Toen dat zo bleek te zijn, stopte hij het zonder enige spoor van twijfel in zijn mond en kauwde geconcentreerd. “Hmmm, lekker”, luidde het eindoordeel.
Ik denk niet dat iemand anders van de Veldjes dit zomaar had gedaan.

Later die middag waren we zelf aan de beurt om weer eens goed te “douchen” met vers water. Scheren, haren wassen, douchen, daar knapt een mens van op.
Het begon ondertussen al aardig laat te worden en het was nog een eindje klauteren naar de dinghy en bovendien moest er twee keer gevaren worden. Deze hoge golven wilde je niet in het donker nemen, want je wilde ze aan zien komen, zodat je de neus van de boot op tijd in kon draaien.
Dus enige haast was geboden. Sas en Annie gingen met de eerste lichting, terwijl de kleintjes en ik nog even op zoek gingen naar schelpen en grotten aan de andere kant.
Het duurde ruim een half uur voor de dinghy weer in het zicht kwam en wij in konden stappen. De ruige vaart werd weer zingend afgelegd door de kids, die al bijna 9 uur lang in touw waren, maar nog altijd vol energie en goede zin. Heerlijk om ze zo te zien stralen en genieten.

Aan boord hebben zij eerst gegeten om vervolgens gestrekt te gaan. Wij hebben daarna genoten van een enorme quiche die Annie even hop, tjop in elkaar had geflanst.
Niet lang daarna hebben we de kids uit het vooronder gevist en op de bankbedjes in de kajuit gelegd, zodat Annie en Ronnie ook naar bed konden.
Sas en ik nestelden ons weer op het achterdek, maar dit keer hebben we het niet lang kunnen volhouden daar. Voor de eerste keer deze vakantie, begon het licht te regenen en de harde wind blies alles onder het canvas afdak door. Buiten slapen leek dan ook niet relaxed en dus heb ik kwartier gemaakt tussen de bedden in op het gangpad. Niet veel later ging bij ons ook het licht definitief uit.
Wat een bijzondere dag...



Raragala Island, 16-07 (weatherside)

Als ontbijt hadden we vanochtend weer een typisch engels gerecht; Porridge Oats. Een soort havermout, warm geserveerd met stroop of jam. Erg lekker.

De regenwolken van gisteravond waren in geen velden of wegen meer te bekennen. Het was een prachtige ochtend met strakblauwe lucht.
Ronnie vertrok na het ontbijt om het water op te halen dat we gisteren hadden achtergelaten. Dat moest hij in zijn eentje doen, omdat met al het water in zijn kleine dinghy het anders veel te zwaar werd. Hij lag nu al redelijk diep in het water.
Maar het water stond op de hoogste stand, dus hij kon met het bootje de kreek op varen, pal tot het punt waar we ze neergezet hadden, dus hij hoefde er niet mee te sjouwen.

Toen hij terug was en het water op het dek stond, wilde hij nog even met de dinghy op pad om een ander strandje uit te checken dat hij onderweg hadden gezien. Gijs en Maasje wilden graag mee en dat was geen probleem. Grappig om te zien hoe die twee Ronnie helemaal vertrouwen en zonder twijfel met hem op pad gaan, zelfs in een klein bootje op de rollende golven. De midshipmen kregen hun zwemvestjes aan en tot flinke afstand van de boot kon je ze horen zingen.

Terwijl we ze vanaf de boot konden volgen op hun rondtocht door de baai, kregen wij weer bezoek van een paar bumblebees, een mega-uitvoering van een hommel, maar dan met grotere, dikkere vleugels. Die beessies komen geregeld langs en leggen dus flinke afstanden af over het water, hetgeen mij verbaast, omdat daar toch niets voor ze te halen valt. Ze cruisen even over, langs of op de boot, maar je hebt er geen last van. Het is net of ze even die vreemde indringer in hun baai komen uitchecken en dan vliegen ze weer verder. Rare jongens, die bumblebees.

Het vissen vanaf de boot leverde geen vangst meer op. Hoewel er hier vee l vis zou moeten zitten, volgens een aantal mensen (Zo brengt Tony hier soms een paar dagen met zijn visclub door), gebeurt er hier midden in de baai weinig. Heel af en toe wordt er aan het aas getrokken of weten de kleine visjes het er zelfs af te eten, maar een grote jongen heeft er nog niet in gehapt. Dat zou natuurlijk heel goed aan mij kunnen liggen, want ik heb de ervaring van een poffertje als het gaat om vissen, maar ook Ronnie is zeer verbaasd en had allang een maaltijd aan de hengel verwacht. Aas en diepte ervan in het water zijn goed, dus je op z’n minst beet moeten kunnen hebben. Of je daarna het gevecht wint, is dan vers twee, maar laat er in elk geval iets gebeuren........ ehhh, nee dus.
“Het wordt vandaag weer een schrale oogst”, sprak Gijsje wijs, terwijl ook hij later op de dag mistroostig naar zijn hengeltje keek. “Dat wordt plankton eten.”

Annie zit echter ondertussen wel redelijk om een visje te springen, zodat we die als avondeten kunnen nuttigen, dus werd het tijd voor plan B. Vandaag zouden we vanuit de dinghy gaan vissen.
Toen Ronnie en de kids terug waren, hebben we eerst gelunched op het achterdek en niet veel later zijn Sas, de kids en ik met ons viertjes de dinghy in gegaan. Dat was de eerste keer dat we er even met ons viertjes op uit gingen met het bootje.
We zouden eerst even aan de andere kant langs de mangroven varen, om daar te kijken, maar ook om daar een hengeltje uit te gooien. Maar toen we onderweg waren, hebben we ons daar al in bedacht. Met zijn vieren in de boot is echt teveel om te vissen, daar is de dinghy gewoon te klein voor. Zeker als je een grote, sterke vis de boot in wilt trekken, heb je meer ruimte nodig. We besloten dat het vissen later moest gebeuren en tuften gewoon wat rond.

Even dachten we dat we water aan het maken waren en zijn we dat gaan checken, maar het bleek water te zijn dat onder de planken vandaan kwam, nu we met een andere gewichtsverdeling zaten. Loos alarm. Boot uitgehoosd en verder gegaan.
We zijn vervolgens naar de andere kant van de baai gevaren, naar het strandje waar de kids dus ‘s ochtends al even hadden gekeken. Dat was wel weer even bijzonder. Om er te komen, moest je om wat rotsen heen varen en dan lag daar opeens een heel klein zandstrandje waar je zo op kon varen. We hebben de dinghy op het droge getrokken en verankerd en hebben toen een tijd doorgebracht op het strand en de rotsen.
Het water was kraakhelder en doordat er een kleine zandbank iets zeeinwaarts zat, ontstond er een klein mini-zwembadje dat meteen ook als buffer diende en goed controleerbaar was.
Heerlijk weer, zo’n plekje, alleen op de wereld. Onvoorstelbaar eigenlijk ook, dat je helemaal geen andere mensen ziet, in deze prachtige omgeving. Gelukkig maar, denk je dan ook meteen, maar toch, het blijft me verbazen. Op de zeezeilers bij Cape Wilberforce die richting de Solomons gingen na, hebben we al een week geen mens of boot meer gezien. Heerlijk!

Na een paar uurtjes krabben vangen en aanklooien, was het weer tijd om terug te keren richting de Siri. Het uitkomen van de kleine mini-baai bleek echter nog een flink gevecht, want de golven kwamen er recht in rollen en hadden iets aan kracht gewonnen. Er werd dan ook flink wat water geschept voor we eindelijk door de branding heen waren en we weer langszij de Siri kwamen.

Omdat ik toch echt eens wilde vissen, vroeg ik Ronnie of hij zin had een rondje te maken. Het was nu laag water en dan zou het bij de mangroven toch raak moeten kunnen zijn.
Ronnie vond het een goed idee en niet veel later tuften we daar rond.
Vanuit de dinghy vis je op een andere manier. “Trolling” noemen ze dat. Je werkt met een uitwerphengel, met daaraan een blinkende nepvis. Die laat je uit tot een meter of 5 achter de boot en dan vaar je heel langzaam door de ondiepe wateren. Dat er vis moest zitten, was nu wel duidelijk, want je zag aan alle kanten vissen uit het water springen die op dat moment waarschijnlijk echter de broek werden gezeten.
De truuk is dat je de hengel zo laag mogelijk boven het water houdt, zodat de vis een mooie zwemstand krijgt en dan is het wachten op de grote vis die wel zin heeft in een lekker hapje.

Vantevoren had Ronnie tegen ons gezegd, toen wij eigenlijk zouden gaan vissen, dat als we een barracuda zouden vangen, dat we dan de lijn moesten doorsnijden, want die zijn domweg te gevaarlijk om levend in je boot te trekken. Het is een vis die zichzelf op je werpt om je met zijn scherpe tanden te bewerken, een echte straatvechter. En zeker als je dan met de kleintjes in de boot zit, is dat natuurlijk geen aanrader.
Afijn, je raadt het al...... Toen we beet hadden en het na verloop van tijd lukte om de sterke strijder dicht genoeg bij de boot te krijgen, bleek het een barracuda te zijn. Wat een knokkers zijn dat, zeg. Met hun angstaanjagende kop en hun vlijmscherpe tanden zijn deze roofvissen redelijk indrukwekkend en moet je ze dus inderdaad op afstand houden tot je zeker weet dat je kunt toeslaan zonder zelf het haasje te zijn.
Gelukkig heeft Ronnie het me voorgedaan. Hij nam de hengel over en liet me zien hoe je het gevecht naar je hand kunt zetten en hoe je ‘m dan eerst met een haak van onder moet grijpen, om ‘m vervolgens klem te zetten op de bootrand, zodat je daarna met een mes het beessie uit zijn lijden kan verlossen. Niet veel later lag ie in de emmer.
Het is niet het beste vlees dat je hier kunt vangen, bij lange na niet (2 sterren), maar ze schijnen toch wel goed te eten te zijn. En dan nog, ik zal ‘m eten! Het is mijn eerste vangst en het is een barracuda!

Het is werkelijk schitterend om in die kleine inhammen rond te tuffen. De mangroven waren helemaal los uit het water en die wirwar van wortels blijft fascinerend. Alhoewel dit de perfecte omgeving van de kroks zou moeten zijn, is er weer geen spoor van ze te vinden. Niet veel later zagen we een grote witte vogel aan de waterrand zitten wat bij mij het idee doet opkomen dat er wellicht in dit stuk helemaal geen krokodillen zitten. Als er dergelijk gevaar zou zijn, zou een beetje doorgewinterde vogel niet zomaar op die plek zijn veren gaan zitten schikken.

Nog maar eens de hengel uit gegooid en....... weer beet!
En ja hoor, weer een barracuda! Het moet niet gekker worden. Deze was nog een beetje groter dan de vorige, maar liet zich iets makkelijker naar de slachtbank leiden. Niet veel later lag hij bij zijn maat in de emmer.
Volgens Ronnie zou het met het uur van de dag te maken kunnen hebben dat we deze vis te pakken hebben en niet bijvoorbeeld een travelli of een mackerel, waar we eigenlijk op gehoopt hadden. (4 sterren, but then again 2 barracuda’s is 2 x 2 sterren en 2x2=4.... toch?) Kennelijk is dit het uur van de dag dat deze roofvissen jagen en zouden we op een ander tijdstip moeten proberen om andere soorten te vangen.
En nu ik er van geproefd heb, wil ik zeker weer het water op om te gaan vissen. Het is toch wel kikken. Wie had dat ooit gedacht?

Niet alleen de lusten, maar ook de lasten. Terug aan boord kreeg ik geheel terecht van Ronnie de emmer aangereikt, samen met een mes en een snijplank. In het gangpad heb ik vervolgens geleerd hoe je een vis fileert en de rest opsnijdt tot aas. Tot mijn polsen in de vis, heb ik beide vissen afgewerkt, waarop Ronnie droog reageerde met:” Joost did alright, but he’s not a open hart surgeon, that’s for sure. He’s brutal.”

De filets gingen de koelkast in, het aas in de aasdoos en de karkassen werden in het water gegooid. Ook het bloedwater uit de emmer ging naast de boot, dus dat zou haaien kunnen aantrekken.
Nadat het dek, het gereedschap en de handen grondig waren gereinigd, was het eerst etenstijd. Maar later, tijdens het borrelen op het achterdek, kon ik het niet laten om er toch nog even een lijntje in te gooien. Er werd flink geknaagd aan het aas en twee keer moest ik het vervangen, omdat het weg gegeten was door slimme vissen die de haak wisten te omzeilen.
Maar het was op een moment dat je het niet verwachtte, toen opeens een grote jongen toesloeg. Een kleine ruk, direct gevolgd door een immense druk op de lijn. Alles boog door en je kon het nauwelijks vasthouden. En een tel later vloog ik bijna terug de cockpit in, de lijn was geknakt. En dit was al een sterkere lijn die vissen tot 50 kg zou moeten kunnen houden. Dit moet dus echt een flinke knaap geweest zijn dat ie de lijn zomaar doorgeknakt heeft.

Genoeg visindrukken voor een dag. De hengels opgeruimd en lekker mijmeren op het achterdek. Het is “harvest moon” vandaag, een bijna rode maan, helemaal vol, kruipt langzaam omhoog en verlicht de baai op een sprookjesachtige manier. Sas en ik hebben de fles geledigd zodat Maasje daar morgen flessenpost van kan gaan maken en toen is Sas naast Gijsje gekropen en heb ik me op het achterdek genesteld.
Het was wederom een topdag.



Raragala Island, 17-07 (weatherside)


De laars waar we in zitten, heeft de uitgang aan de oostkant. De wind, die doorgaans zuidoostelijk is in deze tijd van het jaar, komt nu al een paar dagen pal uit het oosten en had ook wat aan kracht gewonnen. Hierdoor zitten we een beetje gevangen in deze baai. D.w.z., je zou er wel uit kunnen komen als het echt zou moeten, maar je moet dan recht tegen de wind in vechten en met klippen links en rechts van je, is dat niet echt een heel relaxed idee. Veel ruimte voor tegenslag is er dan niet.
Bovendien zou onze volgende stop aan de andere kant van het eiland zijn en om daar te komen, moeten we door “the hole in the wall”, een zeer nauwe doorgang tussen twee eilanden door. Ook daar ligt de entree pal op het oosten en je hebt er ook nog eens te maken met een sterke stroming van het getij, dus timing speelt ook nog eens een belangrijke rol.

Was de wind nou zuidoost of zuid, dan was het allemaal veel beter te doen. Dan kon je met 1 of 2 keer laveren de baai uitkomen en was je meer beschut tegen de wind zowel bij het verlaten van deze baai, als bij het binnen gaan van the hole in the wall.
Daar de weervoorspellingen aangeven dat we de komende dagen gunstigere condities kunnen verwachten, hebben we besloten om hier iets langer dan gepland te blijven en ons niet een zeer onaangename weg recht tegen de golven in te gaan forceren.
En bovendien, we zijn ook nog helemaal niet klaar hier! Het is zo’n mooi gebied en er is nog zoveel te doen en te beleven. De ankerplaats is perfect, heerlijk beschut net om de hoek van de laars. Er zijn nog stranden en mangroven waar we nog niet geweest zijn en er moet hier absoluut nog eens goed gevist gaan worden! Want Annie begint nu toch wel te klagen dat ik nog geen 4-sterren vis uit het water getoverd heb. En da’s natuurlijk mijn eer te na!

Het was een relaxte ochtend op de boot. Sas is nog wel even druk geweest met het bottelen van nieuw bier. Ronnie maakt dat bier zelf en dat gebeurt in een grote ton. Eens in de zoveel tijd (en momenteel beduidend vaker...) moeten alle flessen opnieuw gevuld worden vanuit die ton. En die klus nam Sas gisteren op zich.

Tegen elven zijn we weer in het bootje gestapt. Ronnie heeft de kids en mij afgezet op een strandje en is zelf doorgevaren om nog wat vers water uit de poel te halen. Het was vloed en het water kwam tot hoog langs de rotsen. Daardoor vind je daar veel vis, omdat die dan vele schuilplaatsen in de rotsen hebben. Dus gewapend met een hengel gingen wij de rotsen op.
Meteen bij de eerste worp zagen we van boven af al dat er heel veel vis zat. Van alle kanten kwamen er dikke mullets en andere grotbewoners op het aas af. Twee factoren die echter niet mee hielpen, waren dat door de loodjes het aas naar de bodem zakte, waardoor het door de golfslag en stroming steeds achter de rotsachtige bodem bleef haken, waardoor je steeds weer moest pielen om het los te krijgen, als het al lukte. En ook hadden we een paar keer dat een vis het aas pakte en meteen weer onder de rotsen schoot, waardoor de lijn schuurde langs de rotswand en daardoor doorgesneden werd.
Tijd voor een ander plan van aanpak.

De kids vermaakte zich ondertussen volop op de rotsen. Ze hadden een mooi parcours gemaakt dat eindigde bij een kleine spleet in de rotsen waar steeds het water als een fontein doorheen spoot bij iedere golf, dus dat was natuurlijk lachen om daar steeds wijdbeens boven te gaan staan. “Hilarisch, he Gijs?”.
Gijs was bovendien de gelukkige vinder van zo’n prachtige, grote rondgedraaide schelp van een nautilus, die ergens tussen de rotsspleten was aangespoeld.
Maasje deed ook een gelukkige vondst; zij zag in het water een schildpad omhoog komen. Ik was er op dat moment niet bij, omdat ik net nieuwe haakjes aan het halen was, maar Gijs en Maas hadden ‘m allebei gezien. Niet veel later, toen ik er wel weer was, hoorde ik Maasje heel droog zeggen: “Pap, de turtle is er weer” en ja hoor, daar kwam de boef weer uit het water om even op de rotsen te leunen en om zich heen te kijken. Een groot exemplaar met mooie donkergroene stippen op zijn hoofd en lijf en een lichtbruin schild. Wat een plaatje.

Ik had nog 1 haakje over en net toen ik in de verte het bootje aan zag komen met Sas, Annie en Ronnie, kwam er onder mij uit de rotsen een vis die beduidend groter was dan alle andere vissen bij elkaar tot dan en die met een hap het hele aas verorberde. Hij was echt mega. Helaas schoot hij meteen weer onder de rotsen, waardoor de lijn direct knapte.
Gefrustreerd markeerde ik de plek waar ik hem gezien had en ging naar het strand om Ronnie te vragen of hij niet de andere lijn kon gaan halen, de sterke waarmee men op de grote jongens vist. Mijn vage beschrijving van een joekel van een bruine vis, minsten drie keer de omvang van een mullet, deed geen belletje rinkelen wat het kon zijn, maar toch stapte de braverd in zijn bootje en ging hij sterker geschut halen.

Ondertussen werd er weer een kampvuur gebouwd op het strand en werd de lunch erop bereid. We hebben dan ook eerst gegeten en pas daarna ben ik teruggegaan naar de gemarkeerde plek. Het begon al wat te ebben, dus haast was geboden. Zonder loodjes liet ik het aas van bovenaf in het water zakken, vlak voor de ingang van de rotsspleet waar ik hem het laatst gezien had. Minutenlang gebeurde er niets en net toen ik begon te geloven dat de vogel gevlogen was, zag ik ‘m weer van links naar rechts schieten. Ik hield het aas op zijn plek en wachtte..... wachtte.... wachtte.......... SNAP! Daar was ie. Weer verslond hij het aas in een keer, maar deze keer hield ik de lijn direct strak en bovendien was het nu een sterkere lijn. Het beessie vocht als een tijger, maar het lukte me om ‘m boven de rotsen te krijgen. Mijn vreugdeskreet alarmeerde de anderen, die snel kwamen aangeklauterd. Toen Ronnie en Annie mijn vangst zagen, slaakten zij een nog veel luidere kreet, want het bleek de lekkerste vis van het rif te zijn, de “coral trout”, een heuse 5-sterren vis. Ze noemen ‘m hier ook wel de “Jappy-fish”, want in Japan is dit de nr. 1-vis en men vangt de vissen hier levend om ze vervolgens naar Japan te verschepen, waar ze voor absurde bedragen worden verhandeld.
Een prachtige vis, glanzend bruin met fluoriscerende blauwe stippen over zijn hele lijf. In zijn grote bek staan enkele zeer scherpe tanden, want de vis is een echte jager. (tot nu toe alleen maar echte roofvissen aan de haak gehad, barracuda, haai, coral trout) Mijn vorige haak had ik ook weer terug, want die zat nog in zijn maag. Met een mes hebben we het dier uit zijn lijden verlost en kon het leegbloeden.

Het water was ondertussen verder gezakt, dus de meeste grotten stonden droog. Er was dan ook geen kans meer om er nog eentje te vinden, maar als we hier nog een dag blijven, wil ik zeker proberen om er nog wat te vinden.

Samen met Sas had ik toch nog een brok aas in het water laten zakken. Vanaf de rotsen heb je een prachtig overzicht op het heldere water. En daardoor zagen we ‘m vantevoren aankomen..... een grote haai kwam onder de rotsen vandaan en cirkelde twee keer om het aas. Sas had net haar camera op scherp toen de haai toesloeg en het aas pakte. Mocht je nog de illusie hebben om een gevecht aan te gaan met zo’n groot exemplaar, dan wist je een split-second later wel beter. Je voelde een enorme ruk aan de lijn, je zag een grote splash in het water en pats, de lijn was door en de haai schoot in volle vaart richting open water. Wat een kik! Je werd bijna gelanceerd door dat beest, wat een kracht.

Het was weer zo’n lemonshark, dezelfde die we in No Name Bay onder de boot hadden. Ook deze was minstens twee meter en hij is na deze actie nog lang in de buurt gebleven. Vanaf de rotsen konden wij ‘m nog lang baantjes zien trekken vlak onder ons in het water. Best verbazingwekkend dat die beesten zo dicht bij de kust komen, op dat uur van de dag.

Gijs vermaakte zich ondertussen met Ronnie door oesters te zoeken en van de rotsen te halen. Oesters en coral trout, de Siri of the sea kon eigenlijk wel in de Michelingids vermeld gaan worden...
Maasje was lekker aan het tutten op het strand en vermaakt zich ook prima. Toen Gijs er ook weer bij was, gingen ze samen een huis voor heremietkreeften bouwen, waarbij je de volgende conversaties kon oppikken:
“Kijk, dit is kleine Lotje.”
“Lotje? Dat is een meisjesnaam, hoe weet je dat het een meisje is?”
“Oh, da’s makkelijk. Meisjes bijten altijd.”

Een kleine rotswalibi zorgde nog even voor opwinding. Die bleek verscholen te zitten in de rots waar wij precies voor gebivakkeerd zaten. Pas ‘s middags zag hij kennelijk zijn kans schoon en schoot hij uit zijn schuilplaats en stoof er vandoor, dwars door het tijdelijke kamp heen. Sas kon hem nog een tijd volgen tot hij ergens op de klippen een andere grot in dook en uit het zicht verdween.

Turtles, walibi’s, visarenden, oesters, coral trout, haaien, just another boring day at the beach......
Tijd om weer richting de boot te gaan. We hebben al een week geen horloge meer om, maar het gevoel en de zon zeiden dat het tegen vijven liep.
Voor we gingen, hebben we eerst nog even de vis gefileerd op het strand. Dat scheelt weer een schrobbeurt op het dek. Mooie dikke plakken wit vlees kwamen er van af en werden in folie verpakt. Het karkas ging ook mee, in een plastic zak. Die zou ik bij de boot overboord gooien, om nog wat vissen aan te trekken richting de Siri.

Annie heeft de vis klaar gemaakt in “beer batter”. Een mix van bloem en bier, waarin de filets gepaneerd werden en dan gebakken in de pan. De steaks waren zo groot dat niemand ze op kreeg. Niemand..... behalve Saskia, die geheel tegen haar gewoonte in niet alleen haar eigen filet op at, maar en passant ook nog even de restanten van Gijs tot zich nam en nog een paar happen van Maasje. Volgens Sas de allerbeste vis die ze ooit gegeten had en dat streelde natuurlijk wel de ego van de visserman. En hoe vers wil je het hebben? Drie uur eerder zwom ie nog en nou lag ie op het bord!

Ik kon het niet laten om ‘s avonds nog een lijntje overboord te gooien tijdens de koffie en de borrel op het achterdek.
En alsof het vissersgeluk maar niet ophield die dag, trok ik er ook nog drie “travelli” uit, grappig genoeg de vis waar Annie ‘s ochtends om gevraagd had, omdat ze daar een vistaart van wilde maken. Drie mooie exemplaren op het dek, in het licht van de volle maan. Genoeg voor weer een mooie maaltijd.

Sas, die even bij de kleintjes was gaan “zitten” die lang bal hadden gemaakt, kwam niet meer boven. Moe van alle belevenissen van de dag is zij naast Maasje in slaap gevallen.
Annie redde het ook niet lang meer en zelfs Ronnie had deze avond weinig praatjes en ging vroeg naar bed.
Ik heb nog een tijdje op het achterdek naar de indrukwekkende sterrenhemel gekeken (geen vallende sterren deze keer) en heb mijn luchtbedje weer uitgespreid.
Welke vis zal ik morgen eens achter de vodden gaan zitten?.....



Raragala Island, 18-07 (weatherside)


Deze morgen hebben we plan de campagne gehouden. We hebben een beetje pech met de wind die maar steeds ongestoord aan blijft komen waaien vanuit het oosten. Hier in de baai heb je er geen last van en beleef je elke dag als een prachtige zomerdag, maar om de baai uit te komen, is een ander verhaal. Zodra je om de beschutte hoek gaat, zit je in de volle wind en zijn de condities gelijk anders. Hoge golven met witte schuimkoppen stuiven dan in een oneindige rij naar binnen en slaan stuk tegen de klippen. De stroming en de wind zijn dan dermate sterk dat je er niet alleen op de motor uitkomt. Het zeil moet er bij en dat betekent dat er gelaveerd moet worden. Met de rotspartijen aan weerszijden, soms gedeeltelijk onder water, is dat best een risicovolle exercitie.
Bovendien is het Ronnie al een paar dagen niet meer gelukt om een betrouwbaar weerbericht op te pikken in deze uithoek, dus we hebben ook geen beeld van wat het weer, met name de wind, de komende dagen gaat doen.

Maar goed, we willen ook nog naar de andere kant van het eiland, dus wat is wijsheid.
Het battleplan is als volgt geworden: Morgen gaan we de boot helemaal voorbereiden op een ruwe zeiltocht de baai uit en wordt er geprobeerd het weer te achterhalen en dan wordt er overmorgen uitgevaren. Als het te hard waait, gaan we gewoon klaar liggen in de startpositie en als de wind dan even afneemt, dan hop hop, tjop tjop, zeil omhoog en gaan met die banaan.

Dus vandaag nog even een dag volop genieten op deze prachtige plek.
Ronnie en Annie hadden allebei nogal wat klusjes te doen aan boord, dus hebben wij met ons viertjes de dinghy gepakt om naar het strandje te gaan. Idee was om daar een paar uurtjes samen door te brengen, waarna we terug zouden komen om te gaan lunchen aan boord.
Toen we de dinghy bijna het strandje op koersten, zagen we weer een rotswalibi in volle vaart op zoek gaan naar een ongestoorde plek. Hij zat in een van de rotsspleten boven water en zijn vlucht leek wel het Donkey Kong-spelletje van weleer. Hij rende hard van links naar rechts op die rotsverdieping, klom daar omhoog naar een bovenliggende rotsspleet, rende die weer helemaal af naar links, klom weer om hoog, toen weer helemaal naar rechts, etc. Tot hij eindelijk bovenaan kwam, de prinses bevrijdde en er vandoor ging.

We hebben ons daar weer goed vermaakt. Gijs ging oesters zoeken en van de rotsen halen, iets waar hij al flink handigheid in kreeg. Maasje was weer druk met haar heremietvriendjes en -vriendinnetjes en het bouwen van hele dorpen daarvoor.
Met het vissen had ik vandaag minder geluk, het lukte me niet om iets aan het haakje te krijgen.
Tegen drie uur meldden we ons weer aan boord voor de lunch.

‘s Middags zijn Ronnie, Sas en ik met de dinghy naar de mangroven aan de andere kant gevaren. Dat was weer een mooie ervaring. Het water is er zo glad als een spiegel, daar het volledig beschut ligt. Met het motortje op de allerlaagste stand pruttelend, kon je de geluiden van de bush heel goed horen. Eerste keer dat je echt het idee had dat je in de tropen was met die kakefonie aan geluiden.
Mangroven hebben iets mysterieus. Waarschijnlijk komt het door dat je van alles hoort, maar bijna niets ziet aan levend spul, terwijl je weet dat het ervan krioelt. De wetenschap dat dit het ultieme leefgebied is van de krokodil, maakt dat je nog scherper zit op te letten (die wil ik nou wel eens zien....) en bovendien geven de mangroven zelf zo’n fascinerende aanblik. Die wirwar van wortels die als een grote kluwen spagheti boven de pan hangt en waartussen ontelbare krabbetjes, mudskippers en andere bewoners zich een veilig heenkomen zoeken, zodra ze de dinghy in zicht krijgen.
Een werkelijk prachtige Forest King’s Fisher landt vlak naast ons in de takken en kijkt ons onderzoekend aan, ogenschijnlijk niet echt bang. Sterker nog, als wij langzaam verder gaan, hopt hij steeds gezellig mee alsof hij deze indringers eens goed wil bestuderen. Een schitterende vogel met hele fijne tekening en prachtige kleuren.

Plotseling schiet iedereen overeind. Een joekel van een stingray, vele malen groter dan de grootste die we tot nu toe gezien hebben, werkt zich los uit het zand vlak naast ons en wil wegvluchten. Daarbij loopt zijn vluchtroute pal onder de boot door. Het mega-zwabbergordijn meet zeker anderhalve meter in het vierkant, als het niet meer is (voorzichtige schatting) en het is vooral de lange dreigende staart die we in de gaten houden. Het venijn zit in de staart, zeg maar. Dit type stingrays heeft aan het uiteinde van de staart een soort speerpunt zitten, een keihard bot in de vorm van een hele scherpe punt met weerhaken. Daarmee verdedigt hij zich als hij in het nauw zit. Het beroemde australische tv-fenoneem Steven Irwin is bijvoorbeeld door dit dier gestorven. De bekende krokodillenman zwom namelijk enkele jaren terug eens een stuk op met deze mega-roggen terwijl hij gefilmd werd door zijn crew. Te overmoedig ging hij boven het dier zwemmen, dat zich bedreigd voelde en uithaalde met zijn staart. Dat gaat met zo’n geweld, dat niets daar tegen bestand blijkt. De pijlpunt raakte Steven in de borst en ging als een mes door de boter dwars door de borstkast heen, zo recht het hart heen. Einde oefening voor de man die alles flikte met krokodillen, genageld door een vis.
De staart kan met hetzelfde gemak door de dinghy heen prikken, het dunne hout is daar echt niet tegen bestand. Ook liggen we dermate diep in het water dat een goed gemotiveerde vriend zijn staart over de rand kan zwiepen, met alle gevolgen van dien. Een paar spannende momenten later zien we de reus gelukkig aan de andere kant verdwijnen en kunnen we weer opgelucht ademhalen.

We zijn nog even aan land gegaan, omdat we op een hoek van een kleine inham wat vreemds zagen. Boven op een kleine rotsformatie lag namelijk een stapel stenen, duidelijk met de hand op elkaar gelegd. We vroegen ons af wat dat zou kunnen zijn. Dergelijke tekens geven vaak aan dat het een plek is waar zoet water gevonden kan worden of markeren een plek waar buriel caves van aboriginals zijn. We hebben het gebied uitgebreid bekeken, maar konden niets van dit alles vinden. Blijft eigenlijk alleen de derde optie over; het is een teken voor schepen die in de baai voor anker willen, dat het tegenover dat teken een mooie ankerplaats is. In de baai vol zandbanken en rotsformaties onder water, is dat natuurlijk een welkom signaal. Waarschijnlijk heeft een overijverige zeezeiler voor ons dat ooit gedaan.

Terug aan boord hadden we eindelijk weer meer geluk met vissen. Eerst had ik een jonge haai aan de lijn die het gevecht verloor en aan boord kon worden gehaald. Leuk voor de foto natuurlijk, maar echt eetbaar bleek deze niet te zijn. Dus na een risicovol gebeuren om de haak tussen die tanden uit te krijgen, is de kleine boef weer in het water gegooid, waar hij er dankbaar als een speer vandoor ging.
Later trok ik nog twee trevally’s aan dek die minder gelukkig waren. Die zouden morgen voor de lunch mee naar het strand gaan.

Omdat we het zo langzamerhand een beetje ongezellig begonnen te vinden dat ik steeds apart buiten sliep, hebben we vanavond het luchtbed het luchtbed gelaten en heb ik me weer in de kajuit tussen Sas en de kids gewurmd. Echt lekker slapen doe je daar niet als je langer dan 1.60m bent, maar het is wel weer een stuk gezelliger.



Raragala Island, 19-07 (weatherside)

“Zo he, zulke bruine benen heb ik nog nooit gehad!”
“Nou ehhh mam, je haar is bruiner, hoor”.

Met die briljante ontnuchterende opmerking van Gijs begon een nieuwe dag. Een nieuwe winderige dag, mag ik wel zeggen. Voor het eerst waren er zelfs op de ankerplaats aardig wat golven en in de verte zagen we de golven stuk slaan op de klippen.
Dat zou morgen toch anders moeten zijn, anders kunnen we, alle goede voornemens ten spijt, echt niet vertrekken.

Maar goed, vooralsnog werd het plan gevolgd. Aan boord werd het nodige voorbereid. In de loop van de ochtend werden Sas, Annie en de kids door Ronnie aan land gebracht en gingen wij met ons tweeen daarna aan de slag met de zeilen.
Er werd een nieuw zeil voor de dag gehaald, het “stay-sail”, dat zijn plekje heeft tussen de fok en het grootzeil. Ik werd er niet heel warm van, moet ik zeggen, want ik vond het er nogal onverzorgd en oud uitzien, met rare vlekken erin en met sluitingen die flink gecorrodeerd waren. Ik zei het later vandaag nog tegen Sas dat het duidelijk was dat die in geen 100 jaar meer gebruikt was en dat ik daar niet al te veel vertrouwen in had.
Maar goed, het stay-sail werd opgehangen en daarna, in een zak gevouwen, klaargelegd voor gebruik. Er werden rifs aangebracht in het grootzeil, zodat we morgen niet met vol canvas hoefden te vertrekken. Het is makkelijker om tijdens het zeilen een rif eruit te halen dan er een nieuwe in te liggen, zeker tijdens de condities die verwacht werden.

Na nog een aantal klusjes gedaan te hebben, was de checklist voorlopig afgewerkt en konden wij ook naar het strand.
Daar troffen we de kids in volle euforie aan, want die hadden net op een strooptocht langs de rotsen twee hele grote nautilus schelpen gevonden.
De vissen die ik de avond ervoor had gevangen, hadden ze op een kampvuur bereid. Gewoon in het geheel in de folie, in het vuur, dan de huid eraf schrapen en rechtstreeks met de hand het vlees uit de vis plukken. Het scheen erg lekker geweest te zijn.

Sas en ik waren net een stuk de rotsen opgeklauterd, toen we de kids hard hoorden roepen dat we moesten komen. De opwinding was van verre van hun gezichten af te lezen en dat was niet voor niets, want wat bleek: Maasje had, toen ze haar handen even wilde afspoelen in de branding, een baby-schildpadje gevonden die net kwam aangespoeld. Hoe cool is dat? Het beestje was echt pasgeboren, misschien 1 of 2 dagen oud en had die eerste kritische uren overleefd. Misschien kwam ie zelfs wel uit een van de nesten die we op Astrell Island hadden gevonden, want dat zou precies kunnen kloppen qua wind en stroming.
Een ienie-mienie klein schildpadje, donkergroen en bijna leerachtig, met zwempoten die in verhouding veel te groot zijn t.o.v. de rest van het lichaam, als een kind met schoenmaat 45. Een kleine dappere dodo, die duidelijk nog genoeg kracht had en overkwam als een echte survivor.
Eerst moest de kleine boef natuurlijk op de foto met de kleintjes, maar daarna is hij weer vrijgelaten. In een plek zonder teveel golfslag werd hij in het water gezet en zonder aarzeling zwom de kleine kampioen weer richting het open water.
Wat een bijzondere ervaring was dit, zeg!

Niet veel later was ik ook gelukkig. Na een mooi kat- en muisspel in de branding wist ik een hele bijzondere vis aan de haak te slaan. Het was een flinke vis, zwaar ook, met een blauw-turquoise gloed over het hele lijf, met helblauwe fluoriscerende ogen en met - en dat was wat ‘m zo bijzonder maakte - felblauwe lichtgevende tanden !
Het leek wel nep, of alsof hij net uit de ruimte was komen vallen.
Trots ging ik mijn vangst laten zien. Annie en Ronnie herkenden de vis wel, maar wisten niet zeker meer in hoeverre hij eetbaar was of dat ie zelfs giftig was. Dat zouden we op de boot in de boeken moeten opzoeken.
Om geen risico te nemen, hebben we ‘m toen maar vrijgelaten, al voelde dat niet heel goed, het was zo’n dikke jetserknetser. (later zou blijken dat dat voorgevoel terecht bleek....)

Ook Ronnie had ondertussen een mooie ontdekking gedaan. Ook op dit gedeelte van het eiland bleek een heuse zoetwaterbron te zijn. Na een wandeling over de klippen, kwamen we bij een rotsformatie die landinwaarts ging en waarvanaf een beetje water naar beneden drupte.
Daar omhoog lopend kwam je bij een drooggevallen waterval, van allemaal terrassen van rotsen die langzaam afliepen. Een soort sawa’s van steen.
Bovenaan deze waterval, die in het natte seizoen indrukwekkend mooi moet zijn, kwamen we bij een poel vol vers water. Heerlijk zoet water dat je zo weer kon opscheppen met je handen en kon drinken. Heerlijk. Een prachtig plaatje weer vanaf de waterval naar beneden, naar de zee toe, waarin je de Siri iets verderop zag dobberen.
Dus i.p.v. de hoge golven aan de andere kant van de baai te trotseren, hadden we ook hier ons water kunnen halen, op nog geen 400 meter van de boot vandaan...

Op weg naar de poel, had ik in de branding een grote haai gezien, met wie ik het gevecht wel aan wilde gaan. Sas ging mee en al gauw hadden we ‘m weer getraceerd, een dikke lemon shark die in de golven zijn baantjes trok.
Het duurde niet lang voor we zijn aandacht hadden en hij het aas in zicht had. Ik probeerde me schrap te zetten op de glibberige rotsen, waar het water overheen spoelde.
Op het moment dat de haai toeslaat, gaat alles zo snel. Je voelt een korte ruk als hij het aas pakt, dan een split-second rust totdat de haai doorheeft dat ie vast zit en dan dat ie zijn volle kracht inzet om weg te komen. Een enorme ruk volgt dan en drie mogelijkheden blijven over; danwel breekt de lijn door het geweld of door zijn tanden, danwel weet hij je door zijn kracht het water in te lanceren als in een tekenfilm, danwel weet je die eerste klap op te vangen en kun je een poging wagen om hem op zijn beurt met een ruk naar je toe te trekken en op het land te werpen. Dat is met deze manier van vissen de enige manier. Je zit hier niet comfortabel in een stoel ergens op een achterdek in de riemen, met alle tijd van de wereld en een biertje naast je, waardoor je de vis urenlang kunt uitputten en ‘m dan naar binnen kunt hengelen.
In dit geval was het het eerste scenario. Na de eerste ruk had ik ‘m nog aan de lijn, ik probeerde mijn voeten schrap te zetten voor de big bang, een enorma splash in het water en daar schoot het roofdier in volle vaart richting open water, mij met een slappe draad zonder haak achterlatend, volgepompt met adrenaline.
Ik was blij dat Sas er bij was en er foto’s van heeft kunnen maken, want dit zijn toch een beetje de verhalen die dikwijls in twijfel worden getrokken.

De kleintjes gingen tegen het einde van de dag mee met Annie en Ronnie naar de boot. Sas en ik zouden later opgepikt worden. Wij wilden nog even rondlopen en wat vissen vanaf de klippen.
Nadat we de kids hadden uitgezwaaid, zochten we een goede plek op en vloog het aas weer in het water. Na een mooi, nieuw gevecht trokken we wederom een prachtige dikke vis uit het water, met schitterende gele strepen over zijn lijf. Ook deze leek mij dik genoeg voor een portie voor jene en gene, dus heb ik het beessie uit zijn lijden verlost en leeg laten bloeden.
Zou er nog een tweede zitten?
Weer het aas in het water en nog eens proberen. En wat denk je? Was die haai weer teruggekomen! Weer stortte hij zich op het aas, weer kon ik me nog maar ternauwernood schrap zetten en weer beet hij zich met zijn scherpe tanden een weg naar de vrijheid. Weer een haak kwijt! Ik zal toch met ander materieel aan de slag moeten om dit kleine zeemonstertje aan te kunnen.



Toen Ronnie ons kwam oppikken, heb ik de vis gefileerd op de rotsen. Ronnie zei echter dat Annie het avondeten klaar had en daar we morgenvroeg weg wilden varen, dacht hij niet dat we tijd zouden hebben om de vis op te eten. Met tegenzin heb ik de filets opgesneden en in de aasdoos gedaan.

Terug op de boot bleek hoe zeer we de plank hadden misgeslagen die dag met de vissen. Beide vissen bleken namelijk exemplaren te zijn die in de boeken worden omschreven als topvissen, die “excellent” als eetbaar werden omschreven.
De eerste vis van de dag, de fluo-blauwe vis, bleek allesbehalve giftig. Het was de “Baldchin Groper”, een heuse 4-sterren vis! Een vis die hier weliswaar voorkomt, doch zelden gevangen wordt. Een vis van hetzelfde kaliber als de coral trout eerder deze week. Die geluksvogel zwemt echter weer langs de klippen van de baai.
De tweede vis die ik samen met Sas aan het eind van de dag uit het water trok, bleek een “stripey seaperch” en ook die vis werd als zeer goed omschreven en verdiende drie sterren. Die drie sterren lagen nu opgesneden in de aasdoos....
Ronnie en Annie baalden als een stekker toen ze dit alles lazen. Daar ging een lekker hapje aan hun neus voorbij. Volgende keer zullen ze eerst checken voor ze zoiets weg gooien.

Annie heeft weer twee heerlijke pizza’s gebakken die met smaak zijn opgepeuzeld.
En daarna is iedereen vroeg naar bed gegaan, tegelijkertijd met de kinderen. De volgende dag zouden we immers vroeg vertrekken, als de wind een beetje mee zou werken....

  • 26 Juli 2011 - 07:40

    DrDickie:

    Ha VanhetVeldjes, het is weer net een avonturenroman die ik aan het lezen ben, Fantastisch!! Dat klinkt echt helemaal super wat jullie meemaken! Komen er nog foto's? Groetjes uit Zeeland van de Grootjes

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Verslag uit: Australië, Sydney

Darwin - Nhulunbuy - the Wessels

Een nieuw avontuur is begonnen!

Vandaag, zondag 3 juli, zijn we aan een nieuw avontuur begonnen.
Wederom in Australie, maar dit keer in een ander gebied en vooral, op een totaal andere manier.
Zaten we vorige keer drie maanden in een camper en volgden we de oostkust van zuid naar noord, ditmaal gaan we op een kleine zeilboot de onbewoonde eilanden ten noorden van Australie verkennen en zullen we ruim drie weken letterlijk van de radar verdwenen zijn.

We beginnen onze reis in Darwin, waar we twee dagen zullen doorbrengen om aan het tijdsverschil te wennen.
Daarna vliegen we naar Nhulunbuy (Gove), een klein plaatsje in het uiterste noorden van the Northern Territory. Hier ligt The Siri of the Sea, een mooie zeilboot van Annie & Ronnie, een stel dat we in 2008 op Lizard Island hebben ontmoet en dat permanent op die boot woont. Acht maanden per jaar zeilen ze over de wateren rond Australie en alleen tijdens het hurricane-seizoen zoeken ze een veilige haven op. Meestal is dat Cairns, maar deze keer was dat dus Nhulunbuy.

Met hun zeilen we vervolgens pal noord. We gaan naar de “Wessels”, een eilandengroep waar alleen enkele aboriginal-stammen leven en waar de tijd heeft stil gestaan. Op voorhand hebben we van de stam-oudsten toestemming gekregen om enkele eilanden te betreden, zelfs enkele eilanden die als heilig zijn aangemerkt.
Zodra we het vasteland hebben verlaten, verdwijnen we uit de ether. Er is geen bereik meer voor telefoon en internet, en de kans om andere mensen tegen te komen, is ongeveer net zo groot als 5 balletjes goed bij de lotto.
We hebben vantevoren lengte- en breedtegraad doorgegeven aan een helicopter-charter bedrijf in Darwin, van de locatie waar we hopen te zijn op 25 juli en die zullen ons dan uit het water oppikken met een heli en terugvliegen naar Gove.
In de weken daartussen zullen we een zijn met de natuur en zullen we op zoek gaan naar dieren op land en in water. Bovenaan het lijstje staat de dugong, de schuwe zeekoe die zich in en rond Australie steeds minder laat zien. Maar het lijstje is veel en veel langer en we hopen ze allemaal te zien.

Ons vorige verslag op internet (vantveld.waarbenjij.nu) is uiteindelijk meer dan 11.000 keer bekeken en een flink aantal mensen had nu ook weer gevraagd om een dergelijk dagboek bij te houden.
Een tweede reis is dus inmiddels aangemaakt op die site. Daarin zal het reisverslag met foto’s van deze nieuwe reis geplaatst worden.

Adressenbestanden uit hotmail en outlook zijn daar automatisch ingekopieerd, dus vandaar dat jullie nu ook deze eerste inleiding krijgen.
Vind je het leuk om af en toe een update te krijgen, dan hoef je niets te doen. Mocht je er niet op zitten te wachten, dan is een druk op de knop voldoende om je uit het bestand te halen.
Overigens zal het deze keer dus anders zijn, omdat we nu maar een paar keer in de gelegenheid zullen zijn verhalen en foto’s te uploaden. Tussen 8 en 25 juli zal er sowieso niets verstuurd worden.


Het belooft in elk geval een mooi en uniek avontuur te gaan worden.
Cheers mate!

Recente Reisverslagen:

29 Juli 2011

Nawoord en foto's

26 Juli 2011

Darwin, 2e keer

26 Juli 2011

Raracala Island, the other side

26 Juli 2011

Raracala Island, weatherside

26 Juli 2011

Astrell Island
Joost

Actief sinds 25 Maart 2008
Verslag gelezen: 4646
Totaal aantal bezoekers 89977

Voorgaande reizen:

19 Oktober 2018 - 28 Oktober 2018

Tanzania/Zanzibar 2018

10 Juli 2017 - 11 Augustus 2017

Sulawesi en Yogjakarta

11 Juli 2016 - 18 Augustus 2016

Java - Bali - Cairns

04 April 2016 - 14 April 2016

Japan; in de voetsporen van Sosai Mas Oyama

24 Juli 2014 - 06 Augustus 2014

Thailand 2014

22 Juli 2012 - 10 Augustus 2012

Rondreis door China

03 Juli 2011 - 28 Juli 2011

Darwin - Nhulunbuy - the Wessels

30 November -0001 - 30 November -0001

Mijn eerste reis

Landen bezocht: